afb.
Heer van Rosmalen, 1505-1511Jan van Baexen is mogelijk kort na 1450 geboren op de hof 'De Haard' nabij zijn latere heerlijkheid 'Coninxvrij' te Haps. Van oorsprong is hij Geldersman. Het Land van Cuijk wordt pas in 1481 definitief van Gelre afgescheiden en nauwer met Brabant verbonden. Tijdens de Gelders Oorlog (1492-1543) kiest men voor de afstammelingen van Egmond (tegen Karel van Egmond / Gelre) en daarmee voor het Bourgondisch-Habsburgse huis.Wouter van Baexen, vader van Jan, koopt in 1463 de helft van de functie van ambtman in het Ambt van Maas en Waal. Een belangrijke funktie in het Kwartier van Nijmegen, welke na zijn dood in 1483 overgaat op Hendrik, broer van Jan. Hun moeder, Johanna, stamt waarschijnlijk uit het geslacht Heym, dat, behalve in het Land van Cuijk, o.a. gronden in de omgeving van 's-Hertogenbosch bezat, zo ook te Rosmalen. Het gezin van Baexen telde 4 zonen (Wouter, Hendrik, Jan en Jasper) en minstens 3 dochters, waarvan Agnes als priorin van het klooster Sinte Annenborch te Rosmalen wordt vermeld. Wouter, de oudste broer van Jan, huwt met Cornelia Oem van Bochoven (oudtante van de echtgenote van Gerard van Vladeracken en nicht van de echtgenote van Jan van Renesse, die allen dezelfde naam dragen). Jan Marten Monicx, een oudoom van deze Cornelia, spoort Jan aan om ook een wettige vrouw voor kerk en priester te trouwen. In 1484 blijkt hij dan gehuwd te zijn met Gheertruyt van der Aa. Samen gaan ze wonen in een huis van de familie van der Aa in de St.-Jorisstraat te 's-Hertogenbosch. Gheertruyt sterft in 1523. Jan hertrouwt dan met Elisabeth van Herff. Uit beide huwelijken worden geen wettige kinderen geboren. Jan van Baexen heeft zich in dienst gesteld van Maximiliaan van Oostenrijk, Filips de Schone en Margaretha van Oostenrijk. Reeds in 1484 wordt hij benoemd tot Drossaard van Gorinchem, een functie die hij gedurende 24 jaren zal blijven bekleden. Wanneer hij in 1499 (tijdens het bewind van de beruchte paus Alexander VI) een reis (pelgrimstocht?) naar Rome maakt, wordt hij tijdelijk in dit ambt vervangen door zijn broer Hendrik. Waarschijnlijk mede door toedoen van zijn echtgenote Geertruyt, maar meer nog door het belang van 's-Hertogenbosch (de vierde stad van Brabant na Leuven, Brussel en Antwerpen) blijft Jan aan onze omgeving gebonden. Bekend is, dat hij op 1 juli 1485 een akte laat opmaken waarin hij de naam van het castrum Rodenborch (voorheen eigendom van Aert Heym) laat veranderen in Sinte Annenborch, medestichter genoemd wil worden van het daar te vestigen Augustinessenklooster en een bepaald aantal missen opgedragen wenst te zien ter intentie van zijn naaste familie. Aan de Augustinessenborch bevindt zich ten zuiden van de voorburcht nog de motte (naast die van Altena de enige niet afgegraven kasteelterp in Noord-Brabant). Zo'n 250 jaar geleden is daarop de nu zeer fraaie grootbladige linde geplant. Als ridder trekt Jan van Baexen, aan de zijde van Jan van Egmond, stadhouder van Holland, eerst ten strijde tegen de Hoeken en later tegen de legers van Karel van Egmond. Bij het beleg van Poederoijen vocht zijn zwager Jan van der Aa, Heer tot Bokhoven, met hem mee. Deze laatstgenoemde krijgshandeling was vooral in het belang van 's-Hertogenbosch (en omgeving) als haven- en handelsplaats. Op zaterdag 25 oktober 1505 is ook Rosmalen een zelfstandige heerlijkheid. Jan van Baexen, ridder, mag zich dan officieel Heer tot Rosmalen gaan noemen. Hij is beleend met zowel de hoge, middelbare als lage heerlijkheid. Hij mag dus recht spreken in eenvoudige zaken, maar ook bij halszaken (misdaden die de doodstraf tot gevolg kunnen hebben). Vanwege zijn verdiensten en goede naam wordt Jan van Baexen door Keizer Maximiliaan van Oostenrijk op 24 februari 1509 tot Laagschout van 's-Hertogenboch benoemd. Hij zal deze functie tot aan zijn dood blijven vervullen. Bij haar bezoek aan 's-Hertogenbosch in 1511 logeert Margaretha van Oostenrijk in het huis van Jan van Baexen. Voordat zij van daaruit naar Venlo trekt, wordt eerst nog een bezoek gebracht aan het Birgitinessen-klooster Coudewater. Tijdens de blijde inkomste van Karel V is Margaretha opnieuw bij Jan van Baexen te gast. Als zelfstandige heerlijkheid heeft Rosmalen niet lang bestaan. Reeds in juli 1511 wordt Rosmalen door de stad ingelost. De belastinggelden op bier, brood, wijn, vlees en logement vloeien voortaan in de Bossche kas. Nieuwe herbergen, bakkerijen en brouwerijen mogen niet worden opgericht. Niemand mag ten nadele van de inning der accijnzen buiten het dorp "gaan teren, drinken of logeren". Wie zich daar niet aan houdt, kan op zeer hoge geldboeten rekenen. Het wonen op het platteland te Rosmalen is in deze tijd geen pretje. Wanneer de Gelderse huurlegers er in september 1512 niet in slagen om 's-Hertogenbosch in te nemen, worden Hintham (met 9 van de 11 daar aanwezige molens) en Rosmalen (uitgezonderd de kloosters Annenborch en Koudewater) uit wraak in brand gestoken. Van de 68 'huizen' blijken er bij een telling te Rosmalen in 1515 nog maar 46 (opnieuw) bewoonbaar te zijn. Als Jan van Baexen afstand heeft gedaan van de titel Heer tot Rosmalen, voegt hij zijn oude titel Heer tot Coninxvrij weer toe aan zijn naam. Hiermee zal hij zich blijven onderscheiden. Kort voor zijn dood verkoopt hij nog zijn goed Nieuw-Herlaer onder St.-Michielsgestel aan Aelbrecht Prouninck van Deventer. Jan had dit goed in 1492 van Jan van Renesse verkregen. Als lid der Lieve-Vrouwebroederschap te 's-Hertogenbosch wordt zijn requiemdienst gehouden op 4 januari 1530. Of de in 1529/30 heersende Engelse zweetziekte tot zijn dood heeft geleid, weten we niet. Als bijna 80-jarige kon hij in ieder geval terugzien op een zeer actief leven, daarbij niet vermoedend nog ooit vereerd te worden met een Ridder Jan van Baexen-park in zijn voormalige Heerlijkheid Rosmalen. |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 55
B.C.M. Jacobs, Justitie en politie in 's-Hertogenbosch voor 1629 (1986) 21, 22, 27, 135, 222, 240
Jan Sanders, Kroniek van Molius (2003) 193, 205
A.F.O. van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch (1910) I. 389